Chute

Een man sprong bruusk de hemel in.
Die hapte ijskoud naar zijn wangen
en roffelde de ratelslangen
vanuit zijn hoofd tot hersenspin.

Zolang hij maar niet hoefde hangen
was hier geen einde of begin,
was hier geen zoeken, zorg of zin:
hier bulderde vooral verlangen.

Pas later, met een felle ruk
trok hij de wereld minder schuin
en hing ineens weer aan een juk.

Hij landde in een druiventuin.
Daar zit hij nog. Hij had geluk:
een hand legt lichtjes op zijn kruin.