Wij rupsen kruipen over blaadjes;
we trekken daar dicht naast elkaar
een soort van web van spinselhaar
en kauwen groen tot kalegaatjes.
Vaak voel ik me zo dik, zo zwaar;
ik zie wel hoe mijn trage maatjes
hier hangen als gevulde vaatjes —
ik weet het, ik ben net zo raar.
Ooit kon ik van de hemel dromen:
ik staarde hopeloos omhoog
naar waar die vleugelvlinders komen
zo sierlijk in hun kleurenboog.
Wat zou ik graag de lucht omzomen!
Maar ja, hoe word je dagpauwoog?
