Het is die ruis van regendeken
dat rilbegin van rafelkou
de wikkelwaas van schemergrauw
van bladbederf van lichtverbleken
van schimgestalten takkenklauw
van vlagenraas, van knakken, breken,
van zwiepen priemen striemen steken
van rotternij van miezernauw
die donkerdomp van nooitmeersamen
van eenzaamdwalen huivernood
van hoestgeschraap, beslagen ramen,
van druiperjassen zwaar als lood
van hompelplassen rochelnamen —
soms loopt het zwoegen even dood.
