De mast

Mijn vader steekt de graskant af.
Trekt pollen uit de kruimelgaten
waarin ze steels verworteld zaten.
Geen koren golft hier. Kaf.

Hij zal een teken achterlaten.
Hij spit het veld een zwarte straf.
Het nam ook meer dan wat het gaf.
Daar zal hij niet van praten.

Dat doen de touwen. Hoor ze schaven.
De vlaggenmast breekt uit het perk:
daar ligt een schip begraven.

Er lag geen zegen op dat werk.
Ooit groef hij hier zichzelf een haven.
Nu rouwt hij rond een zerk.