Verdronken kloosters blijven spoken
diep in de poel van ongeloof
waarop je schuim tot koppen stoof.
Nog is de vloek niet uitgesproken.
Er klotsen klokken in de kloof.
De dampen dempen galm. Gebroken
gaan psalmen, ruisend opgedoken,
ten onder weer. We zijn niet doof.
Maar kan jouw zang de dag verzachten
die oevers wit verkillen doet?
Dat schuim is dood. En dode nachten
ontwaken niet wanneer je boet
door op vergiffenis te wachten.
Verrijs maar liever. Dat vraagt moed.
