Wanneer ik weg ben ben ik thuis.
In roerloos oerbos zonder bomen
in slapsleepslapen zonder dromen
in zuiggefluister zonder ruis
in windomwindsel zonder zomen
in gruizelplooien zonder pluis
in hijgverdwijnen zonder kruis:
een weggaan zonder aan te komen.
En als ik ga dan blijf ik ginder.
Een hoekje zoeken zonder pijn
van hoestewoesten, zonder hinder
van gloeiend zindermedicijn.
Ik kan niet verder zonder minder.
Ik ben zo moe. Wil zonder zijn.

(toelichting: dit sonnetje ontstond onder invloed
van een verstikkende longontsteking die al een
tijdje met diverse antibiotica wordt bevochten)