De vlaag die door de takken speelt
verjaagt de mussen en de mezen
en komt gedachtenspinsels lezen
totdat het hoofd de voeten streelt.
Ik hoefde niet de wind te vrezen
maar meer het kraken dat verdeelt.
Ik had me heelheid ingebeeld
zolang ik dacht een boom te wezen.
Nu ligt dat inzicht naast het hout
en kan ik geen geheel meer heten.
De ruis maakt groene twijgen oud,
de ritsel laat zich niet vergeten.
Maar ik heb wortels in dit woud:
die wortels zijn nog niet gespleten.
