Wit

Daarginds wacht een ontastbaar licht —
het wit, zo zal ik het maar noemen,
van lege stilte, zelfs geen zoemen,
een schijnsel waaruit geen gezicht

of stem of zucht meer op kan doemen,
waar tijd tot altijd stolt, verdicht.
Geen wolkenlucht, geen wind of wicht,
geen kleurengeur van verre bloemen,

een licht dat niet zal zien of horen:
ik zal daar zelf niet meer bestaan,
een veegje wit in wit verloren.

Wat kan ik doen? Het komt eraan,
dat wisten we al van tevoren.

Maar nu nog niet! Ik wil niet gaan!

White Painting, Robert Rauschenberg, 1951