Soms zijn we drietig van de regen:
als zoveel waaiend water valt
en roffels tegen ruiten knalt
op hemelplassen spiegelwegen,
als tegenweer je hoop vergalt
met slaande striemen flarden vegen,
als regenruis steeds ongelegen
en ongewild je groen versmalt
tot grijs aaneengeregen vlagen,
gordijn van klettertierelier.
Zo kun je soms ook zelf vervagen
tot kolkend jagen — een rivier
van lang verzwegen regenvragen:
waarom? waarvoor? wat doe ik hier?
