- Sinds u mijn lief bent weggegaan
liet ik mijn spiegel dof beslaan.
Mijn denken blijft als water stromen
hoe zou daar ooit een eind aan komen?
(naar Tsjoe, 171-218)
- Sinds u mijn lief bent weggegaan
liet ik mijn kaars vergeten staan.
Zo helder heb ik u herdacht:
zo eenzaam, brandend, heel de nacht.
(naar Wang, 468-494)
- Sinds u mijn lief bent weggegaan
zucht mijn gordijn: een teer geluid
van wind. Mijn denken is een kruid
dat almaar groeit, het woekert aan.
(naar Fan, 451-503)
- Sinds u mijn lief bent weggegaan
is mijn spiegel een asbak.
Aan u te denken is een smeulen
dat telkens weer moet uitgedrukt.
(Henk, 1984)
(Nee, dit was dus geen sonnetje. Destijds in de vorige eeuw, toen ik nog vieze
shag rookte, liet ik me inspireren door een paar antieke Chinese gedichtjes in
Kotewall & Smith, The Penguin Book of Chinese Verse.)
